Schaf
niet de kunst, maar de kunstenaar af
Mensen zijn volgens Cornel Bierens niet langer op zoek naar producten
en diensten, maar naar ervaringen. Inspireerde dit inzicht tot voor
kort vooral kermisexploitanten en andere verschaffers van onschuldig
vertier, tegenwoordig wordt dit streven naar massale vrolijkheid
door de meeste trendwatchers gezien als de basis van een nieuwe
economie. Bijgevolg wordt de wereld in rap tempo bedekt met pretparken,
winkelcentra en andere mengvormen van handel en entertainment. Theatermakers
spelen op deze ontwikkelingen in met een stroom van vrolijke circusacts
in massaal bezochte zomerfestivals en het Holland Festival promoveerde
deze zomer een pretentieus nummertje paardendressuur tot echte kunst,
een koninklijk bezoek waardig.
Cornel
Bierens ziet in deze ontwikkelingen een mooie gelegenheid om in
één klap een aantal problemen in de beeldende kunst
op te lossen. Reclamebureaus, architectenkantoren, kledingmerken,
luchthavens, omroepen, internetbedrijven, pretparken en andere inrichters
van het komende paradijs op aarde schreeuwen volgens hem om ideeën
en creatieve vormgeving en wie beter dan de kunstenaar kan hen hierbij
van dienst zijn? Een dergelijke omscholing tot toegepaste kunst
biedt volgens hem vele voordelen. Er wordt voorzien in een acute
maatschappelijke behoefte, en het publiek is voorlopig verlost van
al die gemakzuchtige grappenmakerij van "echte" kunstenaars.
De kunstenaars zouden tijdens deze onderduik in de echte (sic) wereld
bovendien allerlei trucjes en effecten leren, waarmee ze hun voordeel
kunnen doen als ze na een aantal jaren hun echte beeldende kunst
weer gaan beoefenen.
Want
dat ze dit weer zullen gaan doen, staat voor Bierens blijkbaar vast.
Ik vrees dat hij hierin wel eens gelijk zou kunnen krijgen, ook
al zullen een aantal kunstenaars zeker bezwijken voor de verlokkingen
van het geld in de nieuwe economie, en geen behoefte voelen tot
verdere zelfexpressie. Hun plaatsen zullen echter enthousiast ingenomen
worden door mensen die na een geslaagde carrière nu ook wel
eens iets echt etherisch willen doen. Dat de beeldende kunst dan
weer zal bloeien als nooit tevoren, zoals Bierens meent, lijkt echter
een illusie. Integendeel, het epigonisme en de postmoderne camp
zullen in verhevigde mate voortwoekeren.
De
crisis in de beeldende kunst vraagt om een radicalere aanpak: schaf
de kunstenaar af en vervang deze door machines. Kunstenaars hebben
geen functie meer. Hun functie als chroniqueur is reeds lang overgenomen
door foto en film, hun functie als onderzoeker is overgenomen door
de wetenschap en hun taak als verschaffer van prettige, breed herkenbare
esthetiek is al grotendeels overgenomen door het gilde van vormgevers
waar ze zich volgens Bierens bij moeten aansluiten. Hun enige overgebleven
functie, het scheppen van verrassende beelden, vervullen ze nu al
slecht, en zullen ze na een langdurige onderdompeling in de echte
wereld alleen maar nog slechter uitvoeren. Ze zullen dan immers
meer dan ooit gevangen zijn in het keurslijf van mode, trend en
stijl dat hen nu al zo belemmert.
Machines
zijn veel beter dan mensen in staat om alle mogelijkheden tot het
scheppen van nieuwe beelden ook werkelijk te benutten. Niet gehinderd
door schaamte, geldbejag, onzekerheid, groepsvorming of gebrek aan
fantasie, kunnen machines, mits voorzien van de juiste algoritmes,
iedere mogelijkheid uitproberen. Of het resultaat interessant is,
esthetisch of anderszins, is geheel aan het publiek. Het publiek
kan beeldende kunst die is voortgebracht door een machine geheel
onbevangen beoordelen. Een machine is niet gekwetst als men zijn
werk niet mooi vindt, is niet gevoelig voor geslijm en werkt onbekommerd
door, wat het publiek er ook van vindt. Machines streven niet naar
roem en zijn dus als kunstenaar onkwetsbaar. In tegenstelling tot
mensen kunnen zij echt willekeurige keuzes maken uit alle ter beschikking
staande opties. Alleen machines kunnen echt vrije kunstenaars zijn
en consequent de door Bierens zo geroemde Duchamp volgen: niet de
maker, maar de waarnemer dient te bepalen of en hoe iets esthetisch
werkt.
Maar
kunnen machines, en meer in het bijzonder computers, wel kunst genereren?
Zijn machines niet slechts een verlengstuk van de kunstenaar, een
instrument dat hooguit iets complexer is dan het penseel, de beitel
of de camera, maar uiteindelijk toch een dommekracht die slechts
doet wat hem is verteld? Ja en nee. Natuurlijk moet een machine
voorzien worden van een programma. De functies of acties die het
apparaat kan uitvoeren moeten worden gedefinieerd, en vastgelegd
moet worden onder welke condities de verschillende acties uitgevoerd
zullen worden. Het is de taak van de kunstenaar-programmeur om dit
repertoire aan acties zo te kiezen dat daarmee een interessant deel
van de nagestreefde uitvoer in principe te genereren is, en om de
condities zo te specificeren dat de kans op interessante uitvoer
niet al te klein is.
Er
is een eindige verzameling door mensen te onderscheiden beelden,
opgebouwd uit een eindige verzameling beeldpunten met een eindige
verzameling te onderscheiden kleuren. Alle mogelijke beelden kunnen
dus gegenereerd worden door alle combinaties van punten en kleuren
uit te proberen. Dit is in de praktijk natuurlijk ondoenlijk. Een
enigszins interessant beeld bestaat al gauw uit miljoenen beeldpunten,
zodat het aantal mogelijkheden vrijwel oneindig is, terwijl vrijwel
alle beelden die op deze manier gegenereerd worden oninteressant
zullen zijn. Ze zijn onderling niet onderscheidbaar, net zoals menging
van een groot aantal willekeurige geluiden tot een uniforme "witte"
ruis leidt. De kans op een beeld met een interessante structuur
is puur theoretisch, te klein om in een mensenleven op te duiken.
Dit
is te vergelijken met de productie van teksten: door willekeurig
toetsen in te drukken op uw toetsenbord, bestaat er een theoretische
kans dat u het hele oeuvre van Harry Mulisch opnieuw produceert,
maar die kans is erg gering. Zelfs de kans op een enkele betekenisvolle
zin is al uiterst minimaal.
Deze
kans groeit aanzienlijk bij gebruik van een woordenboek en een grammatica
die aangeeft hoe zinnen in een bepaalde taal in elkaar kunnen zitten.
Ook al worden er willekeurige keuzes gemaakt uit de verschillende
manieren waarop een zin samengesteld kan worden, en ook al wordt
dit raamwerk willekeurig ingevuld met woorden van de juiste syntactische
klasse, dan nog is de kans al veel groter op interessante resultaten.
Bij het genereren van beelden, geluiden, sculpturen, bouwtekeningen
of choreografieën is dezelfde aanpak mogelijk.
Het
Institute of Artificial Art Amsterdam (IAAA) werkt al een aantal
jaren aan de uitwerking van deze aanpak. In het IAAA werken machines,
mensen en algoritmes eendrachtig samen aan de realisatie van automatische
kunst. Middels tientallen optredens en voorstellingen in binnen-
en buitenland is inmiddels aangetoond dat de generatie van beelden,
muziek, mimiek en architectuur zich uitstekend laat automatiseren.
Op de site van het instituut (www.iaaa.nl)
is hierover uitgebreide informatie te vinden.
Het
IAAA laat zien dat automatische kunst mogelijk is. Toch is er nog
een lange weg te gaan voor de grammaticas van de diverse terreinen
van kunst voldoende in kaart zijn gebracht en de algoritmes verfijnd
genoeg zijn. Zelfs in de taalkunde worstelt men nog steeds met de
grammaticas, en wordt door velen zelfs betwijfeld of grammaticas
ooit voldoende recht zullen doen aan de diversiteit en evolutie
van het taalgebruik. Veel van de problemen op dit terrein komen
echter voort uit het streven naar programmas die taal kunne
begrijpen, danwel specifieke boodschappen eenduidig kunnen verwoorden.
Kunst is wat dat betreft echter veel eenvoudiger: de machine hoeft
niets uit te drukken en hoeft niets te begrijpen, dat doet het publiek
wel. De kunstenaar moet alleen maar verrassende beelden produceren,
en liefst met voldoende regelmaat om de aandacht gevangen te houden.
Kunstenaars
zouden een belangrijke rol kunnen spelen bij de verdere uitwerking
van automatische kunst. Te vrezen valt echter dat veel van hen zich
zullen blijven verschuilen achter de allang achterhaalde romantische
notie van de scheppende kunstenaar die vanuit een verder niet te
begrijpen intuïtie zijn innerlijke rijkdom tot expressie brengt.
Net zoals voetballers die menen dat strafschoppen niet te analyseren
en niet te leren zijn, zullen zij uiteindelijk met lege handen achterblijven.
Omscholing tot inrichter van pretparken lijkt dan inderdaad een
verstandige keuze.
Jos
de Bruin
Manager
Customer Relations, IAAA