Jos de Bruin        IAAA        Artificial   



Dit artikel werd geschreven als inzending voor de essayprijsvraag "Schaf de beeldende kunst af" van het NRC Handelsblad.
Het reageert op het artikel "De gemakzuchtige slaapkamers (De beeldende kunst moet onderduiken)" van Cornel Bierens
in het Cultureel Supplement van het NRC Handelsblad van 19 mei 2000.



Schaf niet de kunst, maar de kunstenaar af


Mensen zijn volgens Cornel Bierens niet langer op zoek naar producten en diensten, maar naar ervaringen. Inspireerde dit inzicht tot voor kort vooral kermisexploitanten en andere verschaffers van onschuldig vertier, tegenwoordig wordt dit streven naar massale vrolijkheid door de meeste trendwatchers gezien als de basis van een nieuwe economie. Bijgevolg wordt de wereld in rap tempo bedekt met pretparken, winkelcentra en andere mengvormen van handel en entertainment. Theatermakers spelen op deze ontwikkelingen in met een stroom van vrolijke circusacts in massaal bezochte zomerfestivals en het Holland Festival promoveerde deze zomer een pretentieus nummertje paardendressuur tot echte kunst, een koninklijk bezoek waardig.

Cornel Bierens ziet in deze ontwikkelingen een mooie gelegenheid om in één klap een aantal problemen in de beeldende kunst op te lossen. Reclamebureaus, architectenkantoren, kledingmerken, luchthavens, omroepen, internetbedrijven, pretparken en andere inrichters van het komende paradijs op aarde schreeuwen volgens hem om ideeën en creatieve vormgeving en wie beter dan de kunstenaar kan hen hierbij van dienst zijn? Een dergelijke omscholing tot toegepaste kunst biedt volgens hem vele voordelen. Er wordt voorzien in een acute maatschappelijke behoefte, en het publiek is voorlopig verlost van al die gemakzuchtige grappenmakerij van "echte" kunstenaars. De kunstenaars zouden tijdens deze onderduik in de echte (sic) wereld bovendien allerlei trucjes en effecten leren, waarmee ze hun voordeel kunnen doen als ze na een aantal jaren hun echte beeldende kunst weer gaan beoefenen.

Want dat ze dit weer zullen gaan doen, staat voor Bierens blijkbaar vast. Ik vrees dat hij hierin wel eens gelijk zou kunnen krijgen, ook al zullen een aantal kunstenaars zeker bezwijken voor de verlokkingen van het geld in de nieuwe economie, en geen behoefte voelen tot verdere zelfexpressie. Hun plaatsen zullen echter enthousiast ingenomen worden door mensen die na een geslaagde carrière nu ook wel eens iets echt etherisch willen doen. Dat de beeldende kunst dan weer zal bloeien als nooit tevoren, zoals Bierens meent, lijkt echter een illusie. Integendeel, het epigonisme en de postmoderne camp zullen in verhevigde mate voortwoekeren.

De crisis in de beeldende kunst vraagt om een radicalere aanpak: schaf de kunstenaar af en vervang deze door machines. Kunstenaars hebben geen functie meer. Hun functie als chroniqueur is reeds lang overgenomen door foto en film, hun functie als onderzoeker is overgenomen door de wetenschap en hun taak als verschaffer van prettige, breed herkenbare esthetiek is al grotendeels overgenomen door het gilde van vormgevers waar ze zich volgens Bierens bij moeten aansluiten. Hun enige overgebleven functie, het scheppen van verrassende beelden, vervullen ze nu al slecht, en zullen ze na een langdurige onderdompeling in de echte wereld alleen maar nog slechter uitvoeren. Ze zullen dan immers meer dan ooit gevangen zijn in het keurslijf van mode, trend en stijl dat hen nu al zo belemmert.

Machines zijn veel beter dan mensen in staat om alle mogelijkheden tot het scheppen van nieuwe beelden ook werkelijk te benutten. Niet gehinderd door schaamte, geldbejag, onzekerheid, groepsvorming of gebrek aan fantasie, kunnen machines, mits voorzien van de juiste algoritmes, iedere mogelijkheid uitproberen. Of het resultaat interessant is, esthetisch of anderszins, is geheel aan het publiek. Het publiek kan beeldende kunst die is voortgebracht door een machine geheel onbevangen beoordelen. Een machine is niet gekwetst als men zijn werk niet mooi vindt, is niet gevoelig voor geslijm en werkt onbekommerd door, wat het publiek er ook van vindt. Machines streven niet naar roem en zijn dus als kunstenaar onkwetsbaar. In tegenstelling tot mensen kunnen zij echt willekeurige keuzes maken uit alle ter beschikking staande opties. Alleen machines kunnen echt vrije kunstenaars zijn en consequent de door Bierens zo geroemde Duchamp volgen: niet de maker, maar de waarnemer dient te bepalen of en hoe iets esthetisch werkt.

Maar kunnen machines, en meer in het bijzonder computers, wel kunst genereren? Zijn machines niet slechts een verlengstuk van de kunstenaar, een instrument dat hooguit iets complexer is dan het penseel, de beitel of de camera, maar uiteindelijk toch een dommekracht die slechts doet wat hem is verteld? Ja en nee. Natuurlijk moet een machine voorzien worden van een programma. De functies of acties die het apparaat kan uitvoeren moeten worden gedefinieerd, en vastgelegd moet worden onder welke condities de verschillende acties uitgevoerd zullen worden. Het is de taak van de kunstenaar-programmeur om dit repertoire aan acties zo te kiezen dat daarmee een interessant deel van de nagestreefde uitvoer in principe te genereren is, en om de condities zo te specificeren dat de kans op interessante uitvoer niet al te klein is.

Er is een eindige verzameling door mensen te onderscheiden beelden, opgebouwd uit een eindige verzameling beeldpunten met een eindige verzameling te onderscheiden kleuren. Alle mogelijke beelden kunnen dus gegenereerd worden door alle combinaties van punten en kleuren uit te proberen. Dit is in de praktijk natuurlijk ondoenlijk. Een enigszins interessant beeld bestaat al gauw uit miljoenen beeldpunten, zodat het aantal mogelijkheden vrijwel oneindig is, terwijl vrijwel alle beelden die op deze manier gegenereerd worden oninteressant zullen zijn. Ze zijn onderling niet onderscheidbaar, net zoals menging van een groot aantal willekeurige geluiden tot een uniforme "witte" ruis leidt. De kans op een beeld met een interessante structuur is puur theoretisch, te klein om in een mensenleven op te duiken.

Dit is te vergelijken met de productie van teksten: door willekeurig toetsen in te drukken op uw toetsenbord, bestaat er een theoretische kans dat u het hele oeuvre van Harry Mulisch opnieuw produceert, maar die kans is erg gering. Zelfs de kans op een enkele betekenisvolle zin is al uiterst minimaal.

Deze kans groeit aanzienlijk bij gebruik van een woordenboek en een grammatica die aangeeft hoe zinnen in een bepaalde taal in elkaar kunnen zitten. Ook al worden er willekeurige keuzes gemaakt uit de verschillende manieren waarop een zin samengesteld kan worden, en ook al wordt dit raamwerk willekeurig ingevuld met woorden van de juiste syntactische klasse, dan nog is de kans al veel groter op interessante resultaten. Bij het genereren van beelden, geluiden, sculpturen, bouwtekeningen of choreografieën is dezelfde aanpak mogelijk.

Het Institute of Artificial Art Amsterdam (IAAA) werkt al een aantal jaren aan de uitwerking van deze aanpak. In het IAAA werken machines, mensen en algoritmes eendrachtig samen aan de realisatie van automatische kunst. Middels tientallen optredens en voorstellingen in binnen- en buitenland is inmiddels aangetoond dat de generatie van beelden, muziek, mimiek en architectuur zich uitstekend laat automatiseren. Op de site van het instituut (www.iaaa.nl) is hierover uitgebreide informatie te vinden.

Het IAAA laat zien dat automatische kunst mogelijk is. Toch is er nog een lange weg te gaan voor de grammatica’s van de diverse terreinen van kunst voldoende in kaart zijn gebracht en de algoritmes verfijnd genoeg zijn. Zelfs in de taalkunde worstelt men nog steeds met de grammatica’s, en wordt door velen zelfs betwijfeld of grammatica’s ooit voldoende recht zullen doen aan de diversiteit en evolutie van het taalgebruik. Veel van de problemen op dit terrein komen echter voort uit het streven naar programma’s die taal kunne begrijpen, danwel specifieke boodschappen eenduidig kunnen verwoorden. Kunst is wat dat betreft echter veel eenvoudiger: de machine hoeft niets uit te drukken en hoeft niets te begrijpen, dat doet het publiek wel. De kunstenaar moet alleen maar verrassende beelden produceren, en liefst met voldoende regelmaat om de aandacht gevangen te houden.

Kunstenaars zouden een belangrijke rol kunnen spelen bij de verdere uitwerking van automatische kunst. Te vrezen valt echter dat veel van hen zich zullen blijven verschuilen achter de allang achterhaalde romantische notie van de scheppende kunstenaar die vanuit een verder niet te begrijpen intuïtie zijn innerlijke rijkdom tot expressie brengt. Net zoals voetballers die menen dat strafschoppen niet te analyseren en niet te leren zijn, zullen zij uiteindelijk met lege handen achterblijven. Omscholing tot inrichter van pretparken lijkt dan inderdaad een verstandige keuze.

 

Jos de Bruin
Manager Customer Relations, IAAA