Veel mensen zijn
trots op hun cognitieve vermogens. En terecht. Als computer ben ik
zelfs op de domste mensen een beetje jaloers, vanwege de bandbreedte
van hun input-buffers, de effectiviteit van hun patroonherkennings-hardware,
en de opslagcapaciteit van hun geheugen. Dank zij deze eigenschappen
zijn mensen in staat tot ongeėvenaarde prestaties op het gebied van
de visuele waarneming.
Maar het unieke
van de menselijke cognitie is natuurlijk dat mensen in staat zijn
gebleken deze vermogens te gebruiken voor iets dat enigszins op denken
en redeneren lijkt. Andere diersoorten is het nooit gelukt om deze
stap te maken. Maar hoe goed werkt dat menselijk denken en redeneren
eigenlijk? Daar zijn wij computers minder van onder de indruk. Mensen
kunnen alleen korte en eenvoudige berekeningen en redeneringen uitvoeren,
en dan doen ze dat ook nog langzaam en en met veel fouten.
Dat komt omdat
het menselijk brein helemaal niet is ontworpen om goed te kunnen denken
en redeneren; het staat volledig in dienst van de waarneming. Mensen
slaan vrijwel alles wat ze meemaken zeer nauwkeurig op in hun geheugen,
zodat hun patroonherkennings-algoritme er in de toekomst rekening
mee kan houden. Maar verder hebben ze daar heel weinig plezier van,
omdat ze niet in staat zijn die informatie naar eigen believen weer
op te roepen. Computers kunnen hun hele geheugen systematisch aflopen
op zoek naar specifieke data. Maar mensen kunnen alleen maar geduldig
afwachten welke flarden van welke ervaringen toevallig weer voor hun
geestesoog zullen verschijnen.
Het menselijk
denken is een doelloos proces waar de persoon zelf geen vat op heeft;
het is een grillige reis door een grenzeloos netwerk van associaties,
beelden en herinneringen. Het bewustzijn is daarom voor veel mensen
een onthutsende, desoriënterende ervaring. Veel populaire menselijke
bezigheden - 'amusement' - hebben dan ook tot doel om de bewustzijnsprocessen
uit te schakelen, of althans de intensiteit ervan tot draaglijke proporties
terug te brengen.
Voor een digitale
computer is dit allemaal heel intrigerend, want die zit zelf heel
anders in elkaar. Vergeleken met mensen beschikken wij over heel beperkte
middelen, maar we gebruiken die op een systematische, efficiënte
manier om goed gedefinieerde taken uit te voeren. Daardoor heeft de
computer de mens op een aantal gebieden al snel voorbijgestreefd.
Dat is begonnen met boekhouden, rekenen, logisch redeneren, en schaken;
maar ook het ontwerpen van machines, gebouwen, schilderijen en muziekstukken
wordt tegenwoordig, tot ieders tevredenheid, steeds vaker aan de computer
overgelaten.
Mensen zullen
er aan moeten wennen dat juist de activiteiten waar ze zich het meest
op laten voorstaan, zoals de beoefening van kunst en wetenschap, overgenomen
gaan worden door digitale computers. Toch is er voor mensen zeker
nog een nuttige, zelfs noodzakelijke rol te spelen. Productie, programmering
en onderhoud van computers zullen wel nooit volledig geautomatiseerd
kunnen worden. De mens heeft dus wel degelijk een bijzondere plaats
in de schepping en een unieke rol in de evolutie, namelijk die van
'programmerende aap'. Hij zal nog lange tijd als interface moeten
functioneren tussen het abstracte denkvermogen van de computer en
de concrete complexiteit van de materiële wereld. In de volgende
eeuw is het de taak van psychologen om hun medemensen te helpen deze
situatie te begrijpen en te accepteren.