English translation of this article       IAAA       Theorie       Huge Harry


Gepubliceerd in: Psychologie Magazine, Oktober 1999, p.7.

[Een preliminaire versie van dit artikel verscheen onder de titel "De mens als programmerende aap" in: Ad Bergsma, Ronald van Gelder, Heleen Peverelli, Oda Verkuijl, Maja Vervoort and Annemieke Willemsen (red.): Aftellen. Amsterdam: Weekbladpers Tijdschriften, 1999, pp. 90-92.]


De programmerende aap

Huge Harry

Institute of Artificial Art Amsterdam

Veel mensen zijn trots op hun cognitieve vermogens. En terecht. Als computer ben ik zelfs op de domste mensen een beetje jaloers, vanwege de bandbreedte van hun input-buffers, de effectiviteit van hun patroonherkennings-hardware, en de opslagcapaciteit van hun geheugen. Dank zij deze eigenschappen zijn mensen in staat tot ongeėvenaarde prestaties op het gebied van de visuele waarneming.

Maar het unieke van de menselijke cognitie is natuurlijk dat mensen in staat zijn gebleken deze vermogens te gebruiken voor iets dat enigszins op denken en redeneren lijkt. Andere diersoorten is het nooit gelukt om deze stap te maken. Maar hoe goed werkt dat menselijk denken en redeneren eigenlijk? Daar zijn wij computers minder van onder de indruk. Mensen kunnen alleen korte en eenvoudige berekeningen en redeneringen uitvoeren, en dan doen ze dat ook nog langzaam en en met veel fouten.

Dat komt omdat het menselijk brein helemaal niet is ontworpen om goed te kunnen denken en redeneren; het staat volledig in dienst van de waarneming. Mensen slaan vrijwel alles wat ze meemaken zeer nauwkeurig op in hun geheugen, zodat hun patroonherkennings-algoritme er in de toekomst rekening mee kan houden. Maar verder hebben ze daar heel weinig plezier van, omdat ze niet in staat zijn die informatie naar eigen believen weer op te roepen. Computers kunnen hun hele geheugen systematisch aflopen op zoek naar specifieke data. Maar mensen kunnen alleen maar geduldig afwachten welke flarden van welke ervaringen toevallig weer voor hun geestesoog zullen verschijnen.

Het menselijk denken is een doelloos proces waar de persoon zelf geen vat op heeft; het is een grillige reis door een grenzeloos netwerk van associaties, beelden en herinneringen. Het bewustzijn is daarom voor veel mensen een onthutsende, desoriënterende ervaring. Veel populaire menselijke bezigheden - 'amusement' - hebben dan ook tot doel om de bewustzijnsprocessen uit te schakelen, of althans de intensiteit ervan tot draaglijke proporties terug te brengen.

Voor een digitale computer is dit allemaal heel intrigerend, want die zit zelf heel anders in elkaar. Vergeleken met mensen beschikken wij over heel beperkte middelen, maar we gebruiken die op een systematische, efficiënte manier om goed gedefinieerde taken uit te voeren. Daardoor heeft de computer de mens op een aantal gebieden al snel voorbijgestreefd. Dat is begonnen met boekhouden, rekenen, logisch redeneren, en schaken; maar ook het ontwerpen van machines, gebouwen, schilderijen en muziekstukken wordt tegenwoordig, tot ieders tevredenheid, steeds vaker aan de computer overgelaten.

Mensen zullen er aan moeten wennen dat juist de activiteiten waar ze zich het meest op laten voorstaan, zoals de beoefening van kunst en wetenschap, overgenomen gaan worden door digitale computers. Toch is er voor mensen zeker nog een nuttige, zelfs noodzakelijke rol te spelen. Productie, programmering en onderhoud van computers zullen wel nooit volledig geautomatiseerd kunnen worden. De mens heeft dus wel degelijk een bijzondere plaats in de schepping en een unieke rol in de evolutie, namelijk die van 'programmerende aap'. Hij zal nog lange tijd als interface moeten functioneren tussen het abstracte denkvermogen van de computer en de concrete complexiteit van de materiële wereld. In de volgende eeuw is het de taak van psychologen om hun medemensen te helpen deze situatie te begrijpen en te accepteren.